Il y avait un Jardin - Koetshuis Buitenplaats Kasteel Wijlre

In gesprek met beeldend kunstenaar Gladys Zeevaarders

tekst door Manon Berns

De kunstpraktijk van Gladys Zeevaarders wordt gekenmerkt door een intuïtieve manier van archiveren, waarmee de kunstenaar plekken, gebeurtenissen en menselijke relaties visueel documenteert. De tuin, en in bredere zin de natuur, speelt als onderwerp een steeds belangrijkere rol. Voor deze solotentoonstelling heeft ze het afgelopen jaar met camera en schetsboek de natuur op de buitenplaats geobserveerd en gedocumenteerd. Uit dit veldonderzoek is een reeks tekeningen, riso-prints en textielwerken voortgekomen, waarin ze de verborgen structuren van het meer-dan-menselijk leven heeft gevisualiseerd.

Vanuit je interesse in het spanningsveld tussen mens, dier en natuur heb je het afgelopen jaar de tuinen en omliggende landerijen van buitenplaats Kasteel Wijlre geobserveerd. Waar zie jij dualiteit tussen mens en natuur op de buitenplaats?

‘Op de buitenplaats kom je uiteenlopende historische opvattingen over natuur tegen. De klassieke symmetrische Franse tuinen en de bloementuinkamers zijn door de mens ontworpen, terwijl op de wilde velden buiten de slotgracht de natuur meer zijn gang mag gaan. Tijdens mijn observaties zag ik dat de plek met zorg en bevlogenheid onderhouden wordt, maar ontdekte ik ook dat dit liefdevol handelen niet altijd resulteert in de beste ecologische keuzes. Er wordt bijvoorbeeld veel natuurlijk materiaal opgeruimd, zoals bladeren en sporen van de bever. Ook in de omliggende velden wordt ingegrepen. In mijn werk licht ik de verwonderlijke sporen van dit menselijk handelen uit, maar ik oordeel er niet over. In mijn praktijk ervaar ik overigens dezelfde dualiteit, want ik laat de natuur niet zien zoals ze is; ik ken waarde toe en oefen als kunstenaar controle uit.’

Je omschrijft je manier van onderzoeken als onbevangen en avontuurlijk. Hoe realiseer je die onbevangen houding?

‘Het is natuurlijk moeilijk mijn onderzoekende blik niet te laten leiden door ervaringen en herinneringen. Toch probeer ik verwachtingsloos rond te lopen, waarbij mijn voeten leidend zijn en ik mijn ogen op de grond richt. Het is een avontuur met als uitgangspunt dat alles iets kan zijn. Ik kijk onbevangen maar wel intensief en soms vallen me dingen op. Op mijn buik heb ik de prachtige gele Russula die onder het groene bruggetje groeit,  bestudeerd. Van zo’n ‘vondst’ maak ik foto’s, omgevingsgeluidsopnames, schetsen en veldnotities over bijvoorbeeld geur.’

 

Welke rol speelt vertraging hierbij?

‘Vertragen is voor mij stilstaan. Dat levert tijd en ruimte in je hoofd op en daarmee heb je invloed op de tijd. Je pakt iets terug. Het is een manier om de connectie met de ogenschijnlijk alledaagse omgeving weer te voelen. In een tijd waarin vluchtigheid de orde van de dag bepaalt wil ik met mijn creatieve proces juist die vertraging opzoeken en stilstaan bij bescheiden momenten van verwondering. Door het schijnbaar onopvallende en vluchtige te verbijzonderen, probeer ik met mijn werk op een verbeeldingsrijke manier aan te zetten tot een heroverweging van onze relatie met de meer- dan-menselijke wereld. Belangrijke uitgangspunten daarbij zijn dat niet-menselijk leven zélf over agency beschikt en dat in de natuur op een non-hiërarchische manier alles met alles verbonden is.’

In je atelier orden je je ‘vondsten’ en ontwikkelde je speciaal voor de buitenplaats een experimentele archiefstructuur. Wat laten deze archiefkaarten zien?

‘Mijn ‘vondsten’ vormen een inhoudelijke en beeldende blauwdruk van mijn observaties van de buitenplaats. In mijn atelier heb ik deze bundeling aan informatie geordend op kleur, handeling, textuur en vormentaal in een experimentele archiefstructuur.

Dit archief geeft duiding aan mijn onderzoek en laat zien hoe ik beslissingen neem. Anderzijds geven de archiefkaarten verdieping aan de ‘vondsten’, door er bijvoorbeeld kleur uit te extraheren en hier basispigmenten van te maken. Deze natuurlijke pigmenten vormen de kleurenwaaier van de buitenplaats en ook van deze tentoonstelling. Deze magische en arbeidsintensieve verdiepingsslag is een nieuwe ontwikkeling in mijn werk.’

Dit archief vormde de basis voor een serie nieuwe werken, waaronder tekeningen, riso-prints en een textielwerk. Waarom koos je ervoor verschillende media te gebruiken?

‘Na de wandelingen onderzoek ik in mijn atelier hoe ik mijn observaties kan vertalen naar autonome werken. Ik ontrafel de ‘vondsten’ en kijk waar de essentie zit. De nuances laten zich niet gemakkelijk in één techniek vangen. In de vertaalslag naar het materiaal maak ik telkens kritische afwegingen, waarbij ik een voorkeur heb voor het gebruik van arbeidsintensieve media. Misschien komt dat voort uit mijn verlangen om de rust die ik in de natuur ervaar mee naar mijn atelier te nemen. Net als de natuur spreken ook materialen een eigen taal en hebben ze een richting die je als kunstenaar moet ontdekken. Dat vraagt om dezelfde vertraging.’

 

Om de bezoeker de onzichtbare waarde van onze tuinen te laten ervaren, geef je elke ruimte in het Koetshuis een andere sfeer. Welke overwegingen gingen hieraan vooraf?

‘Beneden benut ik de natuurlijk lichtinval en laat ik in lichte riso-prints het wonder van de schimmels op de buitenplaats zien. Boven experimenteer ik voor het eerst met onnatuurlijk licht, waarmee ik het sprookjesachtige karakter van deze plek wil benadrukken. Je kijkt naar hetzelfde object maar telkens in een andere kleurstelling. De kleine kleurveranderingen die ik tijdens mijn wandelingen in de tuin ervaarde en vastlegde in de kleurenwaaier, zie je hier terug. Op de tweede zolder geven de archiefkaarten en tekeningen inzicht in mijn onderzoek op de buitenplaats en presenteer ik een nieuwe ontwikkeling in mijn praktijk; mijn eerste textielwerk.’